Κατηγορία:Ρήματα (ολλανδικά)

• Παράρτημα:Ανώμαλα ρήματα (ολλανδικά)

A

• aanbidden
• aankomen
• afzetten
• amputeren
• archiveren

B

• bakken
• bederven
• bedoelen
• bedriegen
• bedroeven
• beginnen
• begrijpen
• beschermen
• beschrijven
• beslissen
• bestaan
• besturen
• betalen
• betekenen
• bevelen
• bidden
• bieden
• bijten
• binden
• blaffen
• blijken
• blijven
• blinken
• breken
• brengen

D

• de scepter zwaaien
• denken
• doen
• dopen
• drijven
• dringen
• drinken
• dwingen

E

• eren
• eten
• excuseren

G

• gaan
• gebruiken
• geeuwen
• gelden
• genezen
• genieten
• gesteld zijn
• geven
• glijden
• glimlachen

H

• hangen
• haten
• hebben
• heersen
• heffen
• helpen
• het maken
• heten
• hopen
• horen
• houden
• huldigen

I

• imiteren
• invullen
• inzegenen

K

• karren
• kiezen
• kijken
• klimmen
• klinken
• komen
• kopen
• kopiëren
• kosten
• krijgen
• kruiden
• kunnen

L

• lachen
• laden
• laten
• lezen
• liegen
• liggen
• lijden
• lijken
• lopen

M

• maken
• melken
• misprijzen
• moeten
• mogen

N

• naderen
• nemen
• neuken

O

• ontbreken
• ontmoeten
• ontvangen

P

• praten

R

• raden
• regeren
• rennen
• rijden
• roepen
• roosteren
• rotten
• ruilen

S

• scheiden
• schenken
• scheren
• schijnen
• schrijven
• slaan
• slapen
• sluiten
• smelten
• snijden
• spelen
• spijten
• spreken
• springen
• staan
• stelen
• sterven
• stijgen
• stoppen
• strijden

T

• treden
• trekken
• twijfelen

U

• uitgeven

V

• vallen
• van stapel lopen
• vangen
• varen
• vechten
• veranderen
• verbreden
• verdrieten
• verdwijnen
• vereisen
• vereren
• vergelijken
• vergeten
• verkiezen
• verkopen
• verliezen
• verlopen
• vermijden
• vinden
• vliegen
• vragen
• vriezen

W

• wandelen
• wassen
• wegen
• weggaan
• weigeren
• wensen
• werken
• werpen
• weten
• wezen
• wijden
• wijten
• wijzen
• wijzigen
• willen
• winnen
• wonen
• worden

Z

• zegenen
• zeggen
• zenden
• zich begeven
• zien
• zijn
• zingen
• zitten
• zoeken
• zullen
• zwemmen
• zwijgen